Waar of niet waar? De mens gebruikt 10% van zijn hersens. Gelukkig is dit niet waar, want de meeste mensen gebruiken veel meer dan 10% van hun hersens (al lijkt dat misschien soms niet zo). In ons lichaam gaat ongeveer 20% van de energie naar de hersens toe en dan zou het uiteraard evolutionair onzinnig zijn als die hersenen dan maar zo weinig van hun capaciteit gebruiken.
Waarom zijn er toch zoveel mythes over leren? Waarschijnlijk omdat heel veel van die mythes best wel logisch klinken. Toch is het jammer dat die mythes bestaan, want het verhindert dat je goeie strategieën gebruikt.
Vijf mythes dus, mét een aantal tips die bewezen wél waar zijn.
Mythe 1: leerstijlen
Er is heel veel onderzoek gedaan naar leerstijlen, denk aan de leerstijl van Kolb. En wat blijkt: er is geen bewijs dat die leerstijlen werken. Je kunt je voorstellen dat voor bepaalde leersituaties het handig is om dat via geluid te doen. Als je iets moet leren over zingen of over muziek, dan is geluid logischer. Terwijl als je moet leren hoe je de bougies repareert, dan is het zien en voordoen via een filmpje misschien een betere oplossing.
Die leerstijlen, die zijn dus bewezen onwaar. Wat helpt dan wel? Wat wel helpt is afwisseling. De hersenen vinden het plezierig om afwisseling te krijgen. En door de lesstof op verschillende manieren aan te bieden, krijgt een onderwerp gelijk meer diepgang voor de cursist.
Mythe 2: 10% gebruik van de hersens
De mens gebruikt in principe zijn hele hersencapaciteit, ook al lijkt dat misschien niet zo. Wat is dan wel waar? Beweging en zuurstof helpen de hersens om dingen beter op te slaan. Uit onderzoek is geleken dat leerlingen op school die tijdens het leren en het verwerken van kennis ook bewegen (een bal gooien of op moeten springen) dat beter opslaan. Ook zuurstof zorgt ervoor dat je hersenen ontvankelijker zijn voor van alles en nog wat. Dus ook voor leren.
Trouwens, wist je dat een nachtje ergens over slapen helpt? Als je iets hebt geleerd en je slaapt er een nachtje over, dan hebben je hersens de tijd gehad om de nieuwe kennis te verwerken.
Mythe 3: de 70-20-10 regel
De theorie van Jennings zegt dat mensen het meeste leren van “doen in de praktijk”: 70% zou je leren in de praktijk; 20% leer je van samen met anderen doen (netwerken en van anderen afkijken) en slechts 10% zou je leren in formele trainingen. Bij nader inzien blijken de getallen wel erg mooi en ook niet nader onderbouwd. Wat kun je dan wel met deze theorie van Jennings? Ik denk dat zijn uitgangspunt dat veel mensen ook in de werkpraktijk leren, belangrijk is. En voor mij geeft het ook aan hoe cruciaal het is dat cursisten lesstof aangeboden krijgen die aansluit bij de eigen praktijk.
Mythe 4: 93% van onze communicatie is non-verbaal
Als 93% van onze communicatie non-verbaal zou zijn, dan had jij weinig aan dit blog. Ook al onzin dus! Heel veel informatie verloopt schriftelijk of via beeldtaal, denk aan verkeersborden.
Kunnen we hier nog iets van leren? Als er emoties betrokken zijn bij jouw communicatie, dan kun je dat het beste face to face bespreken. En niet iemand boos appen. Of telefonisch de liefde verklaren.
Mythe 5: digital natives kunnen moeiteloos omgaan met techniek
Digital natives zijn mensen die na 1990 geboren zijn en zijn opgegroeid met internet. En daarvan wordt beweerd dat zij allemaal moeiteloos met computers en techniek om kunnen gaan.
Jammer, ook al niet waar! Niet iedereen die na 1990 is geboren, is per se een whizzkid. Het fijne nieuws is dat technologie steeds naadlozer wordt. Wat betekent dat bijna iedereen er goed mee kan omgaan. Denk bijvoorbeeld aan iPads; deze worden ook door veel ouderen gebruikt. Belangrijkste les die je hiervan kunt meenemen is dat het helpt om gebruik te maken van gebruikersvriendelijke technologie EN om met individuen te kijken hoe je ze op weg kunt helpen.
En, zijn er mythes bij die jij voor waar hield?
